Een brug slaan tussen
verschillende partijen

16 maart 2021

Non-conformiteit bij aankoop van een paard

Bij de aankoop van een paard moet er rekening worden gehouden met het feit dat het om een levend dier gaat en niet om een andere roerende zaak zoals een auto. Maar wat als het paard niet aan de koopovereenkomst beantwoordt? Is er dan sprake van non-conformiteit in de zin van de wet en relevante rechtspraak? En zo ja, is ontbinding van de koopovereenkomst dan zomaar mogelijk?

In het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat dieren onder de wettelijke regels vallen die ook gelden voor zaken (artikel 3:2a lid 2 BW). Een afgeleverde zaak moet aan de overeenkomst beantwoorden (artikel 7:17 BW). Wanneer een paard niet voldoet aan de mededelingen die de verkoper ten tijde van de koop heeft gedaan, en het paard ook niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten, beantwoordt het paard niet aan de koopovereenkomst. Ook mag de koper verwachten dat het paard de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij overeenkomst is afgesproken. Indien dit niet het geval is, is er sprake van een non-conformiteit en kan de koopovereenkomst in beginsel ontbonden worden. Herstel of vervanging is immers in de meeste gevallen niet (meer) mogelijk.

In beginsel rust op degene die stelt dat het paard niet voldoet aan de overeenkomst de verplichting dit te bewijzen. In geval van een consumentenkoop komt de wetgever de consument tegemoet met een zogenaamd wettelijk (bewijs)vermoeden. Bij een consumentenkoop zal de professionele partij – indien binnen 6 maanden na de levering van non-conformiteit blijkt – het bewijsvermoeden moeten weerleggen dat het paard van het moment van levering af niet voldeed aan de overeenkomst (artikel 7:18 BW). In de praktijk blijkt dat het ontkrachten van het bewijsvermoeden door de professionele partij een lastige opgave is. Dat blijkt ook uit recente rechtspraak.

In het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 9 juni 2020 (ECLI:NL:GHAMS:2020:1508) was er sprake van een consumentenkoop waarbij de professionele partij de bewijsplicht droeg. Ook hier slaagde de professionele partij niet in het ontkrachten van het bewijsvermoeden ondanks een verklaring van een dierenarts. De kreupelheid van het paard was lastig vast te stellen als een gebrek dat al bestond voor verkoop en aflevering van het paard. Voorts kon niet vastgesteld worden dat de kreupelheid uitsluitend is ontstaan na de aflevering van het paard.

Het blijkt dus in de praktijk erg lastig om als professionele partij het aangenomen bewijsvermoeden te weerleggen. Ook indien een deskundige wordt geraadpleegd. Het hof bekrachtigt het oordeel van de kantonrechter dat het paard niet aan de overeenkomst beantwoordde juist is, mede doordat het bewijsvermoeden niet genoeg weerlegd is. Dit heeft als gevolg dat de koopovereenkomst ontbonden kan worden en het paard in de meeste gevallen teruggaat naar zijn verkoper.

Daarnaast valt niet uit te sluiten dat een koper door mededelingen of onjuiste informatie van de verkoper gedwaald kan hebben bij de aanschaf van een paard. Zeker wanneer mededelingen van de koper zijn onderbouwd met een verklaring van een deskundig arts of een rapportage waarin prestaties aan het paard zijn toegedicht die aantoonbaar niet haalbaar en realistisch zijn.

Wij adviseren onze cliënten over dergelijke gecompliceerde vraagstukken en desnoods worden hierover procedures gevoerd. Bent u ook van mening dat het door u gekochte paard niet aan de  koopovereenkomst beantwoordt, of heeft u het paard juist verkocht en bent u het niet eens met de koper, neemt u dan contact op met ons kantoor.

auteurs: Juliëtte Van der Endt & mr. Fabian Berkhof