Spaartax onderuit, belastingteruggave?

Bij wijze van kerstcadeautje heeft de Hoge Raad in 2021 beslist dat bezwaarmakers tegen de vermogensrendementsheffing over 2017 en 2018 geen box 3 belasting zullen hoeven betalen.

 

De in het jaar 2017 ingegane wettelijke regeling van het belasten van spaargeld en overig vermogen in box 3 van de inkomstenbelasting is in strijd met het ongestoord genot van eigendom en het discriminatieverbod in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM).

 

Gevolgen

Voor het beoordelen van de gevolgen van de uitspraak, is de positie waarin een belastingplichtige verkeert, leidend.

 

Allereerst is de vraag of er nog bezwaar mogelijk is tegen de aanslag over een tijdvak. Als de aanslag onherroepelijk is (dat is zo als er zes weken na het opleggen ervan geen bezwaar is ingediend), is er in beginsel geen beroep meer mogelijk tegen de aanslag. De fiscus hoeft een bezwaar dan formeel niet te behandelen. Er is wel beleid dat ambtshalve een aanslag wordt herbeoordeeld maar in zaken als deze verwachten deskundige dat de inspecteur standaard het bezwaar niet-ontvankelijk verklaart en het verzoek om ambtshalve vermindering afwijst omdat de aanslag verband houdt met – toen nog – bestaande wetgeving.

 

Voor de jaren 2017 en later moet er dus in beginsel sprake zijn van een niet onherroepelijke aanslag. Dat kan zijn omdat de fiscus traag is geweest met opleggen, omdat er sprake is van een bijzondere situatie (navordering) of dat het tijdvak minder lang geleden is (2020). Een bezwaar tegen de in Box 3 in de heffing betrokken fictieve voordelen in die aanslag hoeft voor de belastingdienst echter nog steeds niet per se reden te zijn voor vermindering van de aanslag.

 

Immers: de Hoge Raad heeft bepaald dat als en voor zover het rendement lager is dan het fictief verondersteld rendement, alleen over het werkelijk rendement belasting behoort te worden geheven. Een particulier die de helft van zijn vermogen belegt in aandelen en daarmee 10% rendement behaalt en de andere helft heeft staan op een spaarrekening met een negatieve rente van 0,5% behaalt gemiddeld 4,75% rendement. Pas als dit rendement lager is dan het rendement waarmee hij in de heffing wordt geconfronteerd, zal met dit lagere rendement rekening worden gehouden.

 

In het algemeen zal de aandelenbelegger in de jaren 2019 en 2021 geen lager rendement gekend hebben. De beurs pluste respectievelijk 24 en 28%. Voor beleggers in vastgoed geldt dit de laatste jaren ook. Naast huuropbrengsten tellen immers ook waardestijgingen van het vastgoed mee. Is er daarnaast een lening opgenomen om vastgoed te financieren, dan is er nog een “hefboomeffect” omdat de huuropbrengst vaak hoger is dan de betaalde rente en relevante overige lasten.

 

Conclusie

Eén zwaluw maakt nog geen zomer maar indien u in Box 3 in de inkomstenbelastingheffing bent betrokken, daarbij veel spaargeld had of in een tijdvak tegenvallende beleggingsresultaten en de aanslag over dat tijdvak is nog niet onherroepelijk, kan Advocatenkantoor Zeeland u helpen te beoordelen of het zinvol is bezwaar en beroep in te stellen tegen de aanslag.

 

Mr. Roeland Maat is ruim twintig jaar werkzaam als advocaat en belastingadviseur en houdt kantoor in Goes (0113277000).